Ruik & Vertel

Incl. materiaal
Mondeling, Schriftelijk
> 60 min

Doelstellingen

De deelnemer kan een verhaal verzinnen en vertellen.

Materialen

  • 4 niet-transparante zakken per team
  • Verschillende ingrediënten (zie voorbereiding hieronder)
  • 4 stukjes papier per persoon
  • Pen en papier

Voorbereiding

  • Verdeel de zakken in 4 categorieën. Schrijf het nummer op elke zak.
  • Voor elke categorie een ‘recept’ uitvinden: wees creatief, meng allerlei ingrediënten. Hier zijn enkele voorbeelden.
  • Zakje 1: koffie, peper & curry
  • Zakje 2: tandpasta & zeep
  • Zakje 3: geurende kaarsen & munt
  • Zakje 4: shampoo & azijn

Instructies

  • Verdeel de groep in teams van vier deelnemers.
  • Zet een zakje van elke categorie, de 4 stukjes papier per persoon en pennen op elke tafel.
  • Zeg aan de deelnemers dat ze zak 1 moeten nemen.
  • Geef ze de volgende instructies: sluit je ogen, open de zak, kijk er niet naar, praat niet, ruik gewoon. Denk aan een personage: een persoon of een dier, echt of ingebeeld. Sluit de tas en geef hem door aan de volgende deelnemer.
  • Nadat alle deelnemers hebben geroken aan zak 1 schrijft iedereen het personage op waar de geur hem/haar aan doet denken, zonder het aan de andere leden van het team te vertellen.
  • Herhaal deze oefening met de andere tassen.
    Zak 2: Denk aan een plaats.
    Zak 3: Denk aan een actie, een werkwoord.
    Zak 4: Denk aan een emotie.
  • Geef na de vier rondes elk team de tijd om hun personages, plaatsen, acties en emoties met elkaar te delen.
  • Verzamel alle papieren per categorie. Je hebt nu 4 stapels gevouwen papiertjes.
  • Laat een deelnemer in elk team een papiertje kiezen uit de ‘personagestapel’, een ander uit de ‘plaatsstapel’, een derde uit de ‘actiestapel’ en de vierde uit de ‘emotiestapel’. Elk team heeft nu een personage, een plaats, een actie en een emotie.
  • Laat elk team een verhaal maken op basis van deze vier elementen. Deelnemers kunnen dit mondeling of schriftelijk doen, of zelfs tekenen.
  • Elk team vertelt zijn verhaal voor de klas.

Variant

Beginners: gebruik 2 zakken, bijvoorbeeld een personage en een werkwoord. Vraag de deelnemers om zinnen te maken.

Afsluiting

  • Breng iedereen samen voor de laatste activiteit.
  • Bespreek wat er in de zakken zat: vraag de deelnemers wat ze denken dat het was en onthul de inhoud.
  • Doe alle papieren in één doos. Nodig de deelnemers één voor één uit om een papier te kiezen en het woord uit te beelden. Laat de anderen raden.
  • Bespreek de moeilijkheden die de deelnemers tijdens de oefening ondervonden.
  • Benadruk hoe ze alle verhalen samen bij elkaar hebben verzonnen, want de ideeën kwamen van iedereen.
  • Schrijf nieuwe woorden op en leg ze uit.

Tips voor de instructeur

  • Vraag de deelnemers om goed naar je instructies te luisteren.
    – Je mag tijdens het hele proces niet in de tassen kijken.
    – Je kunt je ideeën niet delen voordat iedereen in de tas heeft geroken.
  • De instructies moeten duidelijk zijn; herhaal ze meerdere malen, en doe voor hoe je met gesloten ogen ruikt.
  • Geef voorbeelden voor elke categorie, bijvoorbeeld: doet deze geur je denken aan een jongen die naar school gaat, een oma ergens in Rusland, een beer die op zoek is naar honing, …?
  • Hoe onherkenbaarder de geuren zijn, hoe meer ze de verbeelding prikkelen.
  • Wees erg georganiseerd met de tassen en de papieren: pas op dat je ze niet met elkaar verwisselt.
  • Ga langzaam en stap voor stap te werk, anders geraken de deelnemers en jij misschien in de war.
  • Herinner de deelnemers indien nodig aan de structuur van een verhaal: begin tot eind, met uitdagingen/problemen en helpers/redders.